Gepubliceerd via LinkedIn op 4 mei 2021, Dodenherdenking.
Dodenherdenking. Als ik vanavond twee minuten stil ben, denk ik aan de lessen van onze geschiedenis en hoe wij die alsmaar voor elkaar moeten blijven herhalen. Ik denk aan al die personen in ons rijke land die structureel worden buitengesloten, onderdrukt of uitgebuit. Ik denk over verantwoordelijkheid, vertrouwen, kwetsbaarheid en vooral aan: de Ander.
Voel ik me schuldig of voel ik me verantwoordelijk?
Misschien is het niet zozeer dat ik mij schuldig voel voor wat mijn voorouders 75 jaar geleden hebben misdaan maar meer dat ik mij verantwoordelijk voel. Het is de andere kant van dezelfde medaille. De kant die naar de toekomst kijkt in plaats van naar het verleden. Ook al was ik niet degene die de gaskraan opendraaide, ook al ben ik niet diegene die mijn naasten voor zwarte piet uitscheldt, ik ben wel een onderdeel van het geheel en daar voel ik me verantwoordelijk voor.
Welke woorden ik kies, zijn bepalend voor mijn mens- en wereldbeeld. Dat taal ons denken beïnvloedt, wordt ook wel de Sapir-Whorfian hypothese genoemd, vernoemd naar de theorie van twee taalkundigen uit de negentiende eeuw. Welke woorden ik gebruik, hebben dus invloed hoe ik naar de Ander kijk. Maar welke woorden ik gebruik, hebben vervolgens ook invloed op hoe de Ander mij leest. In plaats van “schuld” wil ik denken in termen als “vertrouwen”, “tegoed” en “verantwoordelijkheid”.
Mea culpa in andere woorden
Wat is schuld? Schuld kent vele vormen. Morele schuld (guilt) – “Wir haben es nicht gewusst”- de schuld die Duitsers met zich meedragen. De schuld die ook ik als Duitse met me meedraag. Schuld, of het gebrek eraan, kan worden misbruikt om ander immoreel gedrag te verhullen. Problematische, financiële schulden (debt) – Ik heb nog wat van je tegoed. Ik hielp jou in tijden van nood, maar ik wil daar wel een zakcentje op verdienen. Een immoreel verdienmodel op schulden. Culpa – de schuld als onvoorzichtigheid, wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid in het Strafrecht. Een belangrijke vooronderstelling voor onze samenleving en ons systeem is de autonomie van het individu en haar vrije wil. Want alleen als ik een vrije wil heb, dan kan ik verantwoordelijk worden gehouden voor wat ik doe, mijn “handelen of nalaten”.
Verantwoordelijkheid en moral agency
Wat is verantwoordelijkheid? In de moraalfilosofie wordt het houderschap van morele verantwoordelijkheid moral agency genoemd. Ik ben een moral agent: ik ben moreel verantwoordelijk voor mijn handelen of nalaten en de impact daarvan. Deel van het geheel – wat bedoel ik daarmee? Deze morele verantwoordelijkheid of moral agency kan als groep en als individu gedragen worden. Institutionele moraliteit is de directe verantwoordelijkheid voor het beschermen van mensenrechten door instituties (organisaties of groepen mensen). Interactionele moraliteit komt neer op de indirecte verantwoordelijkheid die ook bij individuele personen ligt, bij jou en bij mij. Nalaten is nét zo relevant als handelen. Niets-doen is dus net zo belangrijk als doen. Wat ik doe en niet-doe staat in relatie tot de Ander omdat het invloed heeft op de instandhouding van (im)morele praktijken die de Ander beïnvloeden.
Vertrouwen en ruimte delen met de Ander
Ik vóel me verantwoordelijk en dit gevoel gaat gepaard met het besef me dat de Ander een bepaald vertrouwen in mij heeft. Het vertrouwen dat ik me realiseer dat de Ander in dezelfde ruimte leeft als ik, dat ik mij verantwoord gedraag, dat ik mijn verantwoordelijkheid neem, dat ik mij verantwoord aan de Ander en tot de Ander. Vertrouwen dat ik me besef dat de aarde niet om mij draait (eigenbelang) maar om haar eigen as, de as van iedereen (algemeen belang). Wat misschien goed lijkt voor alleen mijzelf, kan schadelijk zijn voor de Ander. Ik sta constant in-relatie-tot-de-Ander. Het vertrouwen van mens-tot-mens is een ontastbaar, moeilijk te vatten maar crúciaal element in onze persoonlijke relaties, in onze institutionele relaties, in het samen leven op deze planeet en in dit land.
We vertrouwen elkaar elke dag weer. Want een wereld zonder wederzijds vertrouwen is een wereld in constante staat van chaos, angst, een oorlog van allen tegen allen. Een grillig beeld waar niemand baat bij heeft. We vertrouwen dat de Grondwet goed is en dat onze wetgever zich daaraan houdt. In Nederland hebben we namelijk een verbod op toetsing van de Grondwet: we gaan ervan uit dat de Tweede en Eerste Kamer (= de wetgevende macht) wetten bedenken die al in lijn zijn met onze Grondwet (een verbod waar ik het overigens niet mee eens ben). We vertrouwen dat de regering (=de uitvoerende macht) het beste met ons voor heeft en geven hen immuniteit terwijl ze dit werk doen. We vertrouwen erop dat de drie machten (de rechtsprekende macht is de derde) elkaar over en weer controleren en in balans houden. Deze “checks and balances” en het eisen van transparantie zijn geen teken van wantrouwen maar juist een hoop op vertrouwen. Een vertrouwen wat in vele opzichten nu ver te zoeken is.
De sprong van kwetsbaarheid
Interne conflicten blootleggen en het pure ego durven loslaten, is voor mij “kwetsbaarheid”. Het is voor mij als Kierkegaards “sprong”, een leap of faith. Het gaat niet alleen om mijn zelfreflectie en afweging van waarden en idealen, maar juist om het openstaan voor de visie van de Ander door de ogen van de Ander. Het gaat om het durven loslaten van het ego, het pure eigenbelang, in het belang van de Ander. Het onbekende is de perceptie van de Ander.
Wat ziet de Ander wat ik niet zie? De Ander en ik begeven ons in dezelfde ruimtes, in dezelfde leefwereld, op dezelfde social-media-platforms en op dezelfde werkvloer. Ik probeer te luisteren maar al snel herken ik mezelf in de Ander en associeer ik diens verhalen met de mijne. Ik projecteer mijn profiel en mijn denkbeelden op de Ander. Terwijl ik denk empathie te hebben voor de pijn van de Ander, blijf ik nog steeds hangen in mijn eigen mens- en wereldbeeld. Ik wil leren, hoe de Ander de wereld ziet en mij ziet, door diens ogen, in diens woorden.
Vooruitgang in het onbekende
Het probleem van een systeem gebouwd op vertrouwen is dat het een sprong in het onbekende is waarbij ik nooit kan weten of de Ander zich net zo zal blootgeven als ik. Ik wil niet alleen mijn profiel herkennen, mijn belangen behartigen, of de belangen van mensen die op mij lijken en dezelfde problemen en privileges bezitten als ik. Dat is geen vooruitgang en dat is geen kwetsbaarheid.
De constatering dat ik een probleem van de Ander niet herken of moeite heb om het te begrijpen, dat is voor mij de bevestiging dat ik bepaalde privileges heb waar ik iets mee kan doen. Als ik het algemeen belang ook maar een béétje kan zien door de ogen van de Ander, dan durf ik erop te vertrouwen dat dat onbehaaglijke en die vervreemde reflectie op mezelf, een stap in de goede richting moet zijn. Want mijn doen en niet-doen nú, draagt bij aan elke instandhouding en elke verandering waar ik deel van uit maak.
Twee minuten.